- Blind mode tutorial
lichess.org
Donate
schaaklokaal

eigen foto

Inactiviteit en wat het doet met een mens

Chess
Als oudere (40+) schaker terug beginnen schaken na een periode van inactiviteit: de impact op elo.

Ik ben terug beginnen schaken toen Corona zijn intrede deed – geen goede timing dus. Na een jeugdcriteriumtornooi in Turnhout en een paar tornooitjes in Roeselare en Brasschaat, waarvan het verloop serieus gehinderd werd door Corona, was het tijd voor het echte werk.

Ik vloog er relatief “hard” in, met niet enkel clubkampioenschap, interclub en liga, maar ook zomertornooien (open Vlaams en een buitenlands zomertornooi). Ik wist meteen dat ik behoorlijk zwakker uit die periode gekomen (door stilstand en weer 7 jaar ouder), maar ook dat het niveau van mijn medeschakers hoger lag dan vroeger. Als goede schaker kon je er vroeger van op aan dat je relatief gemakkelijk van iemand met 200 elo minder zou winnen, maar die tijden zijn voorbij.

Zowel mijn KBSB-elo als mijn FIDE-elo tonen een diepe canyon na mijn plateau van inactiviteit:

Dat ik geen 2000-elo materiaal meer was, wist ik al net voor ik stopte (wegens verhuis naar Antwerpen en wat meer tijd voor het gezin). Na jaren lang met de 2000-elo grens te hebben gespeeld, dook ik al rond 2010 er uiteindelijk onder.
Nu ik alweer een jaar of vier volop meedraai, kan ik zeggen dat ik tijdens de partij vooral veel tijd besteed aan het controleren van taktische wendingen – mijn intuïtie (stellingsgevoel) en aanvoelen van het initiatief in een partij is nog steeds behoorlijk, maar dat vele checken en herchecken op mogelijke taktische wendingen, leidt ertoe dat ik in bijna elke partij in tijdnood kom. Aan de ene kant prima (je wil geen partij verliezen omdat je nauwelijks nagedacht hebt), aan de andere kant: tijdnoodstress en blunders of gemiste kansen. Ik kan me dus heel goed vinden in wat Cesar Becx schreef op de site van De Stukkenjagers Tilburg, dat het probleem ook over de grens gevoeld wordt:

Het is een gegeven waarin ik niet alleen sta: de nieuwe generatie schakers, opgegroeid met internet, met al zijn facetten (chessable/chessbase, liches/chess.com, trainingen, engines) is gewoon sterker geworden. Met nieuwe generatie bedoel ik niet alleen jongeren, ook middenmotors en schakers die actief gebleven zijn, hebben hun niveau opgekrikt, zodat een 1500- of 1800-speler niet meer zijn wat ze geweest waren. Vandaag de dag kent bijna iedereen een goede opening, en weet hij hoe hij die moet verder zetten in het eindspel. In de laatste 3-4 jaar heb ik verloren van en remises moeten geven aan jonge spelers van minder dan 1700 elo. Dat overkwam me zelden in de periode voor 2014.

Ik zie bij andere spelers die uit hun sabbatical terugkeren hetzelfde patroon. Roeselare zag de terugkeer van Frank Bossuyt, ooit een 2150 speler in de jaren 80, en nu hij in pensioen is, terug actief achter het bord. Na een paar seizoenen in het clubkampioenschap van Roeselare is zijn rating gezakt tot minder dan 1800. Bemerk dat dit dus geen “korte” Coronastop was, maar een veel langere afwezigheid van het schaken. In Brugge zagen we Filip Vanden Berghe terug heroptreden. Ooit gestopt aan 2108 elo, was zijn herstart in het Brugse clubkampioenschap geen succes – in april 2024 verloor hij 90 punten. Jammer genoeg is dit icoon van het Brugse schaakleven recent overleden.

In Kortrijk zien we Steven Debrauwere, die zes jaar stil lag en ook pas tijdens Corona terug begon te schaken. Net als nog een paar andere Kortrijkse schakers speelde hij de jongste jaren enkel (met tussenpozen) het interne clubkampioenschap mee. In het ligakampioenschap van West-Vlaanderen, een eerste lakmoestest buiten clubverband, scoorde hij behoorlijk (5/6 met 1832 eloprestatie). Globaal gezien denk ik dat wie jonger is dan 40-45, een Corona- of andere stop goed verteerd heeft, de oudere generatie heeft het wat moeilijker.

Het is een relatief algemeen fenomeen, dat ik ook in andere (mij minder vertrouwde clubs) terugvind. In de Brussels Chess Club ondervindt Roland Leemans de combinatie van ouder worden en heroptreden na een lange inaktiviteit (van 2138 naar 1950 in minder dan vijf jaar tijd). Bij Borgerhout zakte Luc Dermul van 1866 naar 1769 in minder dan vijf jaar tijd. Bij Leuven Centraal kent Raf Hoogstijns eenzelfde afkalving: van 2068 naar 1985 sinds midden 2019.

Ik zag het ook bij mijn buitenlandse tornooien: ofwel speelde ik tegen een ondergekwoteerde jonge schaker (die zich een paar jaar op internet had klaargestoomd voor een heroptreden na de Corona-beperkingen) ofwel had ik iemand van ongeveer mijn generatie die een paar jaar terug veel meer elo had. Het leek wel of iedereen ondergekwoteerd was – of was ik het lange denken van mijn vroegere (winst)partijen vergeten, en stelde ik mijn eigen schaakgeschiedenis als te rooskleurig voor?

Onlogisch is het allemaal niet (en elk individueel geval is anders): je gaat niet echt meer vooruit in schaaksterkte als je de 45 gepasseerd bent. Gemiddeld zie ik ongeveer een achteruitgang van 100 elo per tien jaar. Blijven schaken stelt het onvermijdelijke uit, maar een achteruitgang is onvermijdelijk. Voor wie wel een “uitgebreide Coronapauze” heeft ingebouwd, komt die hernieuwde kennismaking met de schaakwereld dan ook plots. Vandaar dat velen te maken krijgen met een gelijkaardige elo-evolutie als ikzelf.

Dat betekent trouwens niet dat er geen remedie mogelijk is. Geen regels zonder uitzonderingen. In de CREB houdt Philippe Kerkhof zeer goed stand na zes jaar inaktiviteit. In de KASK klimt Bart Dijkstra terug naar zijn oude (2139) niveau: na een dip tot 2043 staat hij nu weer op 2115. In Brasschaat heeft Guy Baete al enkele ups en downs achter de rug, maar na Corona boog hij zijn 1781-rating terug om naar een rating ruim boven 1900. Mieke Baecke maakte haar heroptreden (na een zeer lange afwezigheid van het bordschaak) in het seniorentornooi van Blankenberge 2024 en scoorde goed (een eloprestatie van 80 punten boven haar rating).

Het hangt af van geval per geval; soms gaat iemand in pensioen, en krijgt dan effectief veel meer tijd om zich aan het schaken te wijden. Anderzijds komt bij een pensionering net veel tijd vrij voor andere hobbies, of de zorg voor kleinkinderen. Voor de nog werkende schakers onder ons is motivatie en een goede studiemethode belangrijk. Vaak is de tijd die aan het schaken besteed wordt buiten de competitiepartij zelf belangrijker dan de tijdsbesteding tijdens de partij zelf. Zoals Kramnik ooit zei: je moet schaken trainen als spieren. Regelmatig de schaakconditie onderhouden is veel belangrijker dan pieken van intense studie. Beter elke dag een uurtje dan in het weekend 7 uren.
Motivatie en een competitieve drive, naast een innerlijke goesting om te schaken zijn zeker factoren die verschillend zijn bij iedereen, maar vormen misschien wel de grootste factor in het verklaren van individuele verschillen. Tenslotte won Aljechin van Capablanca, won Botvinnik van Tal, won Kasparov van Karpov. Werk haalt het altijd van talent.