eigen foto
Dronken schaak
Drank en schaak: een combinatie?Onlangs zag ik in een "hebbedingetjes" interieurwinkel dit schaakspel liggen. De bedoeling is om de glaasjes te vullen met alcoholische drank, en wie een stuk slaat van de tegenstander moet dat glaasje uitdrinken. Grappig is de vermelding op de doos “+18”, alsof je die glazen niet met cola of fruitsap kan vullen.
Er zijn notoire dronkenlappen geweest in de schaakgeschiedenis. James Mason was er één van, Blackburne verzette glazen whiskey alsof ze gevuld waren met melk en meer recent was Igor Ivanov een allesbehalve goed voorbeeld. Hij was de meest extreme exponent van een aan drank verslaafd talent. Soltis geeft in zijn boek “Deadline Grandmaster” een paar staaltjes van Ivanovs kunstjes. In de US open van 1988 speelde Soltis tegen Ivanov – tijdens de partij zat hij met Arthur Bisguier op diens hotelkamer whiskey te drinken – Ivanov verloor de partij.
In het 1992 NK USA speelde Ivanov tegen de jonge Stuart Rachels. Na de eerste tijdscontrole verdween hij 15-20 minuten, om – duidelijk naar drank ruikend – glimlachend terug aan het bord plaats te nemen, waarna hij in slaap viel. Zijn gesnork stoorde echter de andere spelers, en scheids Carol Janecki moest hem wakker maken – de kwaliteit van zijn volgende zetten was 1000 elo lager dan zijn rating, en hij verloor snel. Soltis noemde het één van de slechtste eindspelen ooit in een nationaal Amerikaans kampioenschap.
Tijdens een ander Amerikaans NK probeerde Ivanov zich - nog steeds volgens Soltis - te ontnuchteren door met kleren en al in de jacuzzi te springen – het hielp niet, hij verloor weer zijn partij.
Aljechin zou tot en met zijn eerste WK match tegen Euwe nogal graag alcohol tot zich genomen hebben, maar zijn leven gebeterd hebben voor de tweede match. Een gelijkaardige inspanning leverde Kramnik, die als jongeman graag een biertje dronk en een sigaretje rookte, maar voor zijn WK-match tegen Kasparov in fysieke topvorm achter het bord verscheen. Het grootste WK-drankorgel was wel Mikhail Tal, de Russische traditie getrouw, een bekend liefhebber van sterke drank. In zijn KRO-match tegen Timman speelde hij trouwens een partij in zo’n verregaande staat van dronkenschap, dat hij nauwelijks op zijn benen kon staan – de partij werd remise. Je kan het hier nalezen.
Zelf heb ik wel eens een biertje of zo genuttigd tijdens of voor een partij, maar nooit was ik zo beschonken als in mijn partij in de tweede ronde van het Brugse lentetornooi van 2009. Gelukkig maakte mijn tegenstander een fout in de opening, zodat ik al na 11 zetten gewonnen stond. De foto hieronder toont hoe wild ik de partijgegevens voor aanvang van de partij noteerde (ik kon me wel inhouden in de partijnotatie zelf – die is bijzonder leesbaar). Voor wie er niet aan uit kan: de eerste regel is "Brugge lente".

Sterke staaltjes van dronkenschap waren vroeger vaak te zien in de 24 uren van Landegem, een blitztornooi voor duo’s. Alcohol heeft minder effect op je speelsterkte in blitz, aangezien intuïtie hier veel meer een rol speelt dan gezonde positionele zetten of diep rekenen. Bepaalde heerschappen hadden een serieuze reputatie, en zorgden zo ongewild mee voor de uitstraling en aantrekkingskracht van het tornooi, of toch minstens voor enkele legendarische anekdotes.
In het open tornooi van Gent (toen het nog in de abdij werd gehouden) zat ik eens nabij een jonge Belgische top-50 speler (die onlangs opnieuw is beginnen schaken), die de nacht ervoor flink was doorgezakt. Hij sliep zijn roes uit aan het bord en kwam occasioneel wakker om een zet te doen – waarschijnlijk verloor hij de partij door tijdsoverschrijding na een zet of vijf. Zelf heb ik meegemaakt dat een Nederlander graag snel een remise wou meepikken na een nachtje uitgaan in Gent, maar daar wou ik niet van weten - ik speelde door en won de partij.
Je zou het een deel van de cultuur van de jaren 70-80-90-00 kunnen noemen. Drink and drive was toen nog bijna de norm. Ik herinner me talloze avonden in Roeselare, toen de schaakclub in het Bourgondisch Kruis gehuisvest was (ondertussen afgebroken) en we met een min of meer vast vijftal schakers/tooghangers elkaar trakteerden tot we meer tijd aan het urinoir doorbrachten dan aan de toog.
Gelukkig liggen die tijden achter ons, maar het is wel een aspect dat sommigen onder ons met heimwee doet terugkijken. Was het vroeger niet plezanter? Nu lijkt het vooral om het schaakspel zelf te gaan, de resultaten, terwijl de clubs waar het “après-schaak” nog belangrijk is, langzaam lijken uit te sterven. Sign of the times misschien?