eigen foto
De Givet open in het Paasweekend: een tof tornooi voor C&D’ers
Net over de grens, geen toppers, maar sympathiek en leuke sfeer: de Givet open is een aanrader voor -2000 spelers.Nadat ik een paar jaar geleden in het Paasweekend deelnam aan het gesloten tornooi van Grande Synthe (op zich een aanrader, je moet het alleen zien zitten om op drie dagen zeven partijen te spelen), besloot ik dit keer om dat in Givet te doen.
Grande Synthe werd geen groot succes, misschien ook omdat ik toen bij mijn ouders logeerde in Roeselare, en dus elke dag nog een redelijke verplaatsing te doen had (klein uurtje enkele rit). Het tornooi van Givet daarentegen had het voordeel dat het “maar” zes partijen waren, dus drie mooi gevulde dagen, zonder overdreven te zijn.
Bovendien, gezien Givet op zo’n 2 uur rijden van Brecht ligt, was een hotel nu noodzakelijk, dus was een 100% focus op het schaken mogelijk. Er was één probleempje: op de eerste dag, de dag van het inchecken, was het tijdsvenster voor het inchecken beperkt tot 16-19u – en met partijen die begonnen om 15u30 (en een tempo van 90”+30”/zet), was ik dus niet zeker of ik een surplus wegens laattijdig inchecken zou moeten betalen. Dat surplus (van 30 EUR nota bene) om buiten normale uren in te checken, lijkt me een recente uitvinding van hotel en B&B uitbaters, om de kosten van booking.com te recupereren. Het is niet de eerste keer dat ik zoiets meemaak, en het zal ook niet de laatste zijn.
Goed, op zaterdagmorgen ruim op tijd vertrokken, en met een uur marge ter plaatse aangekomen. Beter zo dan net op tijd, zoals eind vorig jaar in Boblingen, toen ik door fileleed maar net de deadline haalde om me aan te melden.
Givet is een typisch Ardeens stadje. Gelegen aan de Maas, vlakbij de kerncentrale van Chooz, met een groot fort dat de grens bewaakt (op zich niet zo’n bijzondere toeristische attractie), heeft het betere tijden gekend. Het stadje is net groot genoeg voor een middelbare school, een station, een toeristisch centrum, een groeve en wat hotelletjes voor toeristen die houden van wandelen en fietsen langs de Maas of één van zijn zijrivieren. De Sint-Hilaire kerk heeft wel mooie moderne brandramen.
De deelnemerslijst was voor zo’n klein tornooitje (300 EUR voor de eerste plaats) eerder zwak te noemen. De sterkste vier spelers waren Stanislas Loiret (2163), Pierre-Antoine Deschin (2082), Gertjan Verhaeren (2057) en Nicolas Davoust (2039). De rest had minder dan 2000 elo; de bulk van het deelnemersveld werd gevormd door spelers tussen 1600 en 1900 elo. Ik had het liever iets sterker gezien, maar daartegenover stond dat ik toch vier van de zes partijen kon spelen tegen spelers die zo’n 100 elo sterker of zwakker waren dan mezelf. Geen grote ups en downs zoals in grote open tornooien, hoewel mijn remise in de tweede ronde hier vermoedelijk ook een rol speelde.
Qua speelomtandigheden: een sporthal is nooit goed voor de akoestiek, maar gezien het beperkt aantal deelnemers, viel dat nogal mee. Aangenaam was het dat bijna alle spelers (behalve de tien laatste borden of zo) met houten borden (niet-aangesloten DGT-borden) en houten stukken konden spelen. Telkens twee borden per schraagtafel, wat soms voor wat gekraag bij het zich verzetten opleverde, en iets minder comfortabele stoelen, maar het ongemak bleef beperkt. De drie topborden speelden in het midden van de zaal, wat eigenlijk goed bekeken was. Zo was de laatste partij in de laatste ronde één van die topborden, en zowat de helft van het deelnemersveld kon die partij zo gemakkelijk volgen. De dranken werden aangeboden aan zeer democratische prijzen (halve euro voor een koffie - en de eerste koffie voor de eerste ronde was gratis), en parking was er voldoende, vlak naast de tornooihal, net buiten het stadscentrum, naast de tennisclub en een lagere school.
Mijn eerste partij was tegen Joseph Thys van de club La Tour Saint-Michel. Het werd een redelijk geruisloze winst, waarbij hij telkens een foutje maakte dat hem een pion kostte. Toen hij op het punt stond zijn derde pion te verliezen, stelde hij nog remise voor, maar zelfs met ongelijke lopers (en elk nog een toren) op het bord, stond dat niet op mijn programma. Een wat bloedeloos, verplicht punt.
Tweede ronde dan, een Franse partij, waarbij zwart (een sympathieke Gregory Bracq) goed zijn opening speelde en ik ook, wat resulteerde in het typische eindspel, waarin ik wat ruimtevoordeel en zwart een slechte loper had. Gezien mijn deadline om in te checken, ging ik na de opening akkoord met zijn remisevoorstel. Hij was een toffe gast, die op de drempel stond van zijn FIDE-arbiterschap – blijkbaar is er een tekort aan FIDE-arbiters in Noord-Frankrijk – hij zou pas de tweede arbiter in de regio zijn, ... na zijn broer Christian Bracq, die het tornooi leidde.
Derde partij dan, een eerste echte test tegen I.M. Miulescu, die we nog kennen van zijn niet zo succesvolle doortocht in de seniorengroep van Blankenberge een jaar of zo geleden. Een best interessante Kan, waarbij ik een mooie kans liet liggen (altijd h7-h5 spelen tegen een wit Pg3!) en dan in het late middenspel een slechte ruil deed, wat hem een vrijpion opleverde, terwijl mijn pion net een achtergebleven tsjoepke was. Leerrijke verliespartij.
Met 1,5/3 in zo’n deelnemersveld kan je niet echt tevreden zijn, dus moest er geschakeld worden. In ronde vier tegen een jong volwassen speler, die , naarmate hij slechter begon te staan, steeds nadrukkelijker zijn stukken op het bord zette, met een zwierigheid alsof hij het ofwel niet meer zag zitten, of net de weerlegging had gespeeld. Het mocht niet baten, mijn aanval sloeg door (zijn Kf7 was echt wel een grafzet), maar toen een mat in 13 of zo op het bord verscheen, schoot mijn rekenkracht weer eens tekort, en ik moest even rekening houden met een dreigend mat in één. Toen ik dat gepareerd had en hij nog altijd -6 stond, kwam er opnieuw een remisevoorstel. Ik weigerde, want zelfs met 90 seconden op de klok, kon ik dit wel aan en nog geen vijf zetten later stond hij mat.
Vijfde ronde, tegen David Brunet, een speler die blijkbaar graag systemen als de Grand Prix speelt. Dat kwam tegen mij ook op het bord, maar met een twist: een combinatie van de GPA met het Wing-gambiet (a3+b4). Bizar, maar volgens lichess heel gewoon. Uiteindelijk offerde hij een pion, dan een tweede, en toen hij geen aanknopingspunten meer had, deed hij nog een toren in de aanbieding, die ik wijselijk afsloeg. Soms ben je nooit klaar met die onverbeterlijke aanvalsspelers. Tenslotte maar dameruil geforceerd, daarna alle torens eraf. Dat resulteerde in zijn loper op a1 met een witte pion op c3 en mijn paard op d3. Mijn twee pluspionnen gingen dat wel afmaken, en dat geloofde wit ook.
Laatste partij tegen nog een goede speler van ongeveer mijn sterkte. Een Taimanov, waar een klein verhaaltje aan vast hangt. In zijn boek “Een schaakleven in 100 partijen” verhaalt Karel Van der Weide hoe tegen de Kan het zetje a2-a3 eigenlijk een tempoverlies is. Bij de partij Reinderman - Van der Weide (Amsterdam 2008) schrijft hij bij wits 9.a3: "Wit heeft een aantal systemen door elkaar heen gespeeld en voelt zich nu verplicht tot dit armzalige zetje. In de "Goldene Schachzeiten" hanteerden Sebastian Siebrecht en ik allebei de inferieure Kan. Er moest immers in de open tornooien die wij overal in Europa speelden, ook met zwart gewonnen worden... Wanneer een tegenstander a3 deed, fluisterden we "Nichts verstanden"."
Dat mag wel zo zijn, maar ik heb toch een paar tegenstanders gehad die dat tegen mij gespeeld hebben, en er goed mee weg kwamen. Tenslotte geef je “alleen” je openingsvoordeel weg, maar elimineer je wel alle vervelende theoretische lijnen met Lb4 dreigingen (en eventueel e4-pionverlies) – ja, ik weet het die zwartveldige loper van zwart is goud waard, maar toch, you never know.
Ik dus: a3 (volgens de computer in die stelling wel degelijk de beste zet...) en zwart uit boek (nice). Meer nog, hij vond dat dit moest afgestraft worden, en ging met b5-b4 + Lb4 mijn paard op c3 “ambeteren”. Goed dat ik zelf nog wist dat veld e5 hét veld is dat zwart in de gaten moet houden in zo’n structuren, zodat ik snel besloot tot f4 (goed voor veld e5) + Lf3 (goed voor tegengewicht tegen zijn loper die op die diagonaal ging komen). Dat resulteerde in een pluspion en zelfs een kwaliteit meer voor de witte stukken. Gewonnen denkt iedereen dan, maar dan ken je mij nog niet. Ik slaagde erin om zijn stukken actief te laten worden met een snelle zwarte a-pion, en dat kostte mij terug een kwaliteit. Zijn promotie tot dame op a1 kostte hem dan weer een pion, zodat ik het eindspel inging met een pluspion. Dat eindspel met witte loper op b8 vs zwart claustrofobisch paard op a1 (het is eens wat anders dan een geblokkeerde vijandelijke loper op a1), kon ik wel aan. Volgens de computer kan het paard zelfs gevangen worden (na zijn tijdverliezende Pc2), maar hier had ik het voordeel dat zwart het rekenwerk mocht doen, en ik enkel logische zetten moest spelen. Zelfs met een losgebroken paard was dit gewonnen.
Eindscore: 4,5/6 en net buiten de prijzen, maar daarvoor waren we niet gekomen. Dit was vooral vertrouwen tanken voor de rest van het seizoen, en die missie was geslaagd. Dat ik de grote kanonnen ontlopen heb, en zo in de top tien eindigde, lag aan mijn zwakke start, maar is geen drama. Uiteindelijk was dit ook weer een les in tornooischaak. De Duitser Korte, die een jaar of twee geleden ook in Wachtebeke meespeelde, had ook 1,5/3, maar stapte toen uit het tornooi - ik bleef spelen en won nog wat elopuntjes. Het kan verkeren...
Conclusie: goed tornooi, nogmaals, voor C&D-spelers, en hoewel de streek niet echt toeristisch is, toch een “buitenlands” tornooi (korter bij België kan je niet zitten) dat ik kan aanraden. Het moeten niet allemaal Grenkes, Reykjaviks of Cappelle-la-Grandes zijn, nietwaar?