- Blind mode tutorial
lichess.org
Donate
schaakspel in Idar-Oberstein

eigen foto

Quitters en non-quitters

Chess
Wat houdt een (jonge/oude) speler in het schaakspel?

Recent ben ik begonnen met het geleidelijk aan elimineren van mijn “stock” oude De Morgen magazines. Ooit was ik een verwoed weekendkrantlezer, en De Morgen was – onder andere door hun goede weekendmagazine – mijn go-to krant.

Persoonlijk vond ik dat er (veel) te veel over mode en zo geschreven werd, maar verder vond ik het een goed blaadje. Nu moet ik soms grinniken als ik sommige interviews met nieuwkomers in de mode- of kunstsector herlees. Allemaal mensen met een visie, ambitie, waar je nu nauwelijks nog iets van hoort. Gestopt, een te klein aquarium om al die visjes te huisvesten, een te versnipperd landschap om hun eigen plekje in te veroveren, onvoldoende steun, de visie die niet aanslaat, economische crisissen, andere opportuniteiten, ...

Ik dacht hieraan toen ik de oude tijdschriften van Chess Life doorbladerde, waarin met de regelmaat van de klok wel eens een nieuw talent werd aangekondigd, maar elke oud klassement van een jeugdtornooi dient even goed mijn speurtocht naar niet gerealiseerd potentieel / de stap uit de schaakwereld. Laten we maar beginnen met één van de langste erelijsten van talenten: die van het WK Jeugd. Dat was ooit een who’s going to be who in de schaakwereld, met als eerste laureaten Ivkov, Panno, Spassky, Lombardy. Daarna volgde een iets mindere lichting met Bielicki (ook niet de bekendste IM), Parma, Kaplan (die zich later stortte op het programmeren van schaakcomputers) en Hug (wel onderbroken door Gheorghiu, Kurajica en Karpov). Karpov luidde een periode in waarin de Sovjet-schaakbond blijkbaar besefte dat ze ook hier konden uitstraling geven aan hun succesrijke talentselectie. Dat krikte het WK Jeugd op tot een zeer hoog niveau, dat eigenlijk duurt tot vandaag de dag. De meeste spelers zijn in het schaken gebleven – een wereldtitel betekent immers iets en Kasparov moest ooit eens een nieuwtje “vergooien” aan Tal Shaked, die dankzij zijn titel uitgenodigd was voor Tilburg 1997 en in 20 zetten verloor. Shaked werkt vandaag voor Google.

Maar toch – er zijn wereldkampioenen waar je – zelfs in de schaakwereld - nauwelijks nog iets van hoort. Zo heeft Gadimbayli (WK 2022) nog niet veel van zich laten horen. Antipov (WK 2015) heeft zich toegelegd op coaching (zowel van het USA-team als van Caruana individueel). Zaven Andriasian (WK 2006) heeft lang stil gelegen in de Corona-periode en zit nu 100 elo onder zijn piek van 15 jaar geleden. Dat zijn dan nog enkel de winnaars van de titel, in een leeftijdscategorie waarin al heel wat would-be topschakers zijn afgehaakt.

Kijken we naar de -18-reeks, dan zitten daar veel meer onbekende namen tussen, vooral bij de meisjes. Wie heeft ooit gehoord van José Eduardo Martinez, Nikolaos Spyropoulos of Shawn Rodrigue-Lemieux bij de jongens, of Laura Unuk, Govhar Beydullayeva of M. Mahalakshmi bij de meisjes? Hoe jonger de reeksen, hoe meer onbekende namen opduiken. Enkel de absolute toppers schijnen in staat een spoor van vernieling te trekken doorheen de leeftijdscategorieën – al bij de -8 vinden we Awonder Liang (WK 2011), Nodirbek Abdusattorov (WK 2012) en Pragg Rameshbabu (WK 2013) terug. Hoe jonger, hoe meer uitval. Velen worden te vroeg opgebrand - ik geloof dat het Dimitri Reinderman die ooit zei "Goed kunnen schaken is een tegen van een verwaarloosde jeugd" (of iets in die trant).

Gepusht door hun ouders (soms met een zeer negatieve afloop), die in hun kinderen een herkansing zien van hun eigen dode ambities (of gewoon een uitweg uit een slechte economische situatie). Of ze gaan er zelf aan ten onder, omdat de druk te groot is. Is het misschien daarom dat er zelfs bij jeugdtornooien gecheat wordt? Of ze worden gewoon door het leven (de liefde, een nieuwe roeping, goede of slechte vriendenkring, slechte familiale toestand) ingehaald en dan blijkt het spelletje ook maar ... een spelletje te zijn. Europe Echecs geeft in dit artikel alvast enkele regels voor ouders.

Misschien het bekendste jeugdtalent dat nooit de top bereikte was Jeff Sarwer (º1978). Ik herinner me een foto in het weekblad Panorama, waarin hij als ukje van een jaar of acht (of tien) bij een hele tafel vol met trofeeën zat – allemaal zijn trofeeën. Hieronder een partij die hij speelde toen hij acht was – zijn tegenstander (voor schakers ook geen onbekende) was twee jaar ouder en mocht blij zijn met remise.

https://lichess.org/study/alUQAQPs/cC1X2w78#0

Een heel goede partij voor twee kinderen die samen maar achttien jaar oud waren. Uiteindelijk hoeft een uitstroom uit het schaken niet te verwonderen – schaken is een leuke hobby voor jonge kinderen, en vroeg of laat kiest de meerderheid voor een “echt” beroep. Bekendste voorbeelden van late carrièrekeuzes zijn Ken Rogoff, David Norwood, Stuart Rachels, Joel Lautier (ik vermoed ook Valeri Salov, hoewel die na zijn schaakcarrière van de aardbodem lijkt te zijn verdwenen), Jeroen Piket (gelukkig getrouwd met de dochter van de overleden schaakmecenas Joop van Oosterom), Loek Van Wely (omgeschoold tot politicus en vier jaar senator in Nederland) en bij ons natuurlijk Bart Michiels, die onlangs zijn schaakkap over de haag smeet. Schaken is hard en zelfs een die-hard schaker als Karel Van der Weide kon het systeem niet kraken en werkt nu bij de Nederlandse Post. Uiteindelijk is het maar de top tien die riant kan leven van het schaken - en dat besefte wereldtopper Reuben Fine zo'n 80 jaar geleden ook al. Immers, toen al waren er gevallen bekend van arm gestorven wereldtoppers (zoals Spielmann, om er maar één te noemen), zelfs Lasker moest als zestigplusser nog aan de bak in Nottingham 1936 om zijn financiën terug aan te zuiveren..

De gevallen hiervoor benoemd vormen slechts het topje van de ijsberg. De meerderheid haakt veel vroeger af – Dennis Hassabis had zeker IGM-potentieel, maar koos voor ... een Nobelprijs. Gelukkig voor ons schakers passeerde het genie eerst langs go en schaken voordat hij zich met zijn nieuwe algoritmes op de ontrafeling van eiwitten stortte.

Uiteindelijk zijn we allemaal amateur-schakers, die een vast inkomen hebben en vaak veel tijd vrijmaken voor het schaken. Met andere woorden, wij amateurs zijn eigenlijk de eerste uitvallers. Alleen kunnen we het schaken niet loslaten, en zitten we geklemd tussen onze hobby, ons professioneel leven, ons gezinsleven en ... onze andere hobbies.

Zelf heb ik een kleine 15 jaar geleden mijn schaken op een zeer laag pitje gezet, waarna een verhuis volgde, een nieuwe werkomgeving, nog wat familiale issues, een druk bijberoep, om bij de uitbraak van Covid uiteindelijk toch weer de stap naar een club te zetten. Tussentijds had ik ook een andere hobby opgenomen – mineralogie (zie de foto bij dit artikel - een schaakset met mineralen erin verwerkt; de foto is genomen in één van de twee mineralenmusea van Idar-Oberstein). Ik raad het iedereen aan, je komt in een totaal andere wereld, en als je het geluk hebt een club te kiezen, die er ook effectief op uit trekt om in de weinige groeven die nog “kappers” toelaten, mineralen uit de rotsen te halen, dan kom je ook nog eens op plaatsen waar bijna niemand anders komt. Maar vooral, je kan fantastisch goed je hoofd leegmaken – als je even uitrust voor wat drank, als je ’s middags in een groeve je boterhammen opeet, als je achteraf nog eens je vondsten goed afspoelt, afstoomt of in een trilbad vrijmaakt van kleine verontreinigingen. Anders dan schaken, komt je hoofd tot rust.

Alleen, bij mij was het van “eens schaker, altijd schaker” en toen ik besefte dat ik maar een neanderthaler was tussen al die geoefende en gevorderde amateur-mineralogen, en ook in mineralogie het een bijna onbegonnen taak is om de quasi oneindige hoeveelheid mineralen en verschijningsvormen ooit bij elkaar te zien – zelfs niet in de beste (privé)musea... toen besloot ik maar dat het bekende wereldje van schaken mij meer comfort gaf, en een wereld bood waar ik me al een beetje meer in thuis voelde.

Ooit keer ik nog wel terug naar de geologie – een paar jaar geleden overwoog ik zelfs om terug een instapprogramma te volgen aan de KUL, maar dat bleek onmogelijk te combineren met mijn job (en bijberoep). Later dus, misschien over een jaar of acht, of tien misschien. Mijn bevlieging van de jongste zes maanden is mijn literatuurkennis terug op peil brengen. Voor wie een leestip wil: In krabbengang van Gunther Grass.