[Event "Averbach"] [Site "Averbach"] [Date "????.??.??"] [White "Regel van vijf"] [Black "vb 01"] [Result "1-0"] [Annotator "Grooten,Herman"] [UTCDate "2020.05.14"] [UTCTime "10:33:56"] [Variant "From Position"] [ECO "?"] [Opening "?"] [FEN "3r4/8/6k1/8/3P4/3K4/8/5R2 w - - 0 1"] [SetUp "1"] [Source "https://lichess.org/study/LqqIts5z/9spiaGAP"] [Orientation "white"] { Dit is een stereotiep voorbeeld waarmee de 'regel van vijf' kunnen uitleggen. We rakelen de basisprincipes van de meeste toreneindspelen met toren en pion tegen toren even op: - De toren hoort achter de pion, zowel voor de sterkere als de zwakkere partij. - De koning van de zwakkere partij streeft naar het promotieveld van de pion - de koning van de sterkere partij ondersteunt de pion. In dit specifieke geval staat om te beginnen de toren van de verdedigende partij vóór de vijandelijke pion en niet erachter. De zwarte koning is afgesneden van het bereiken van het promotieveld. De regel van vijf luidt: Tel het aantal lijnen dat de vijandelijke koning is afgesneden van de pion (in dit geval twee) op bij het aantal rijen dat de pion is opgerukt (in dit geval vier). Is dat zes of hoger dan wint in de regel de sterkere partij. Bij vijf houdt de zwakkere partij in de regel remise. Er staat niet voor niets 'in de regel' bij deze vuistregels omdat er (helaas) nogal wat uitzonderingen zijn. Desalniettemin is het leerzaam om te bestuderen hoe de pionpartij in deze specifieke stelling tot winst kan komen. } 1. Kc4! { De torenpositie kan niet verbeterd worden, dus wit zal iets met zijn koning moeten doen. Hij komt dus te voorschijn, achter zijn pion vandaan. } 1... Rc8+ { Zwart kan niet anders doen dan door de witte koning lastig te gaan vallen. Dat dient hij ook meteen te doen, omdat wit anders de pion een stapje naar voren spelen, waarna het afdwingen van de winst heel simpel is geworden. } 2. Kb5 { Wit maakt optimaal gebruik van de ruimte naast de pion. } 2... Rd8 { Samen met het schaakgeven van de koning, kan zwart het zijn tegenstander moeilijk maken door afwisselend de pion aan te vallen en dan waar schaak te geven. } 3. Kc5 Rc8+ 4. Kb6 { De koning nadert de zwarte toren. } 4... Rd8 { Zwart valt de pion weer aan en nu raken de koningszetten van wit uitgeput. Er rest hem iets anders: } 5. Rd1! { Nu gaat de eigen toren achter de pion. Daarmee staat hij klaar voor d4-d5-d6 enzovoort. } 5... Kf7 { De koning snel naderbij nu de afsnijding is opgegeven. } 6. Kc7! { Alleen met deze zet kan wit de winst afdwingen. } (6. d5 { zou } 6... Ke7! { zwart redding bieden. Bijvoorbeeld: } 7. Kc7 Rd7+ 8. Kc6 Rd6+ 9. Kc5 Kd7 { en de koning heeft zijn ideale positie vóór de vijandelijke pion ingenomen. }) 6... Rd5 { Zwart probeert zo lang mogelijk te voorkomen dat de pion naar voren komt. } (6... Ra8 { maar dan pakt wit een vol punt met: } 7. d5 Ra7+ 8. Kb6 Rd7 9. Kc6 Ke7 10. d6+ Kd8 { Diagram # Op het oog lijkt zwart gedaan wat hij moest doen: de koning staat op het promotieveld vóór de pion, maar omdat zijn toren zo beroerd staat, verliest hij alsnog: } 11. Rh1! { Er dreigt een soort van mat en daar valt weinig meer aan te doen. }) (6... Ke7?? { onmiddelllijk faalt op } 7. Re1+ { met torenwinst. }) 7. Kc6 Rd8 8. d5 { Maar dat mag hem niet baten. Wit rukt op en de pion valt niet meer af te stoppen. } 8... Ke7 9. d6+ Ke6 10. d7! { en de buit is binnen voor wit. } (10... Ra8 11. Kb7 Rd8 12. Kc7 Ke7 13. Re1+ { met winst. }) 1-0