eigen foto
Regels en regeltjes
Logica in reglementenEen vreemde toepassing van regels zag ik in een fragment op X van een partij tussen Sarin en Dharda, waarbij Sarin extra tijd claimde. Het was een mij onbekende regel, met interessante implicaties. Zie hiervoor het FIDE handbook artikel III.4.

Bij quickplay finishes (partijen waarbij er geen increment is, bv een 5+0 blitz of in een 90’+30’ officiële partij), kan je dus tijd bijvragen als je minder dan twee minuten hebt. En die extra tijd is enkel mogelijk onder de vorm 5” per zet, dus de quickplay-partij wordt een increment partij (!). De vraag stellen betekent meteen ook een remisevoorstel. Als de tegenstander dit weigert, dan wordt de vraag aanvaard en krijgt de tegenstander nog eens twee minuten extra.
Ik kan me goed voorstellen dat dit bedoeld is om een winnende stelling niet door tijdsoverschrijding verloren te laten gaan, maar het komt mij toch over als een wijziging van de regels tijdens de partij. Het betekent ook een pittige klus voor de scheidsrechter, die eerst twee minuten extra moet bijgeven aan de tegenstander, en dan de klok herzetten naar een increment-instelling.
Daarbovenop is het voor de organisatie geen pretje op vlak van het speelschema. Stel, je plant een rapidtornooi (15’ pppp) dat (met wat geluk) start op het voorziene tijdstip van 14u. Je speelt 7 ronden, en rekent 40 minuten per partij. Dat betekent dus einde van het tornooi om 18u40, dus prijsuitreiking rond 19u. Als er elke ronde één (laat staan twee of meer) speler(s) zo’n claim maakt, dan ga je vlotjes over dat half uur per partij en loopt het schema danig in de soep. Dan spreken we nog niet van de sfeer in de groep als zo’n wijsneus er misbruikt van begint te maken. De geest van de regel is misschien wel om een winnende speler zijn partij te laten winnen, maar een verliezende speler kan dit even goed claimen, zogezegd om zijn verdediging beter te kunnen doordenken. Het ironische is dan dat de verliezende speler met zijn claim een remisevoorstel doet (maar dan wel weer 2 minuten extra aan zijn winnende tegenstander geeft, wat zijn einde waarschijnlijk zal bespoedigen in plaats van vertragen). Als organisator zou ik het wel weten: geen quickplay finishes meer in mijn tornooien.
Voor wie eens wil grasduinen in het handboek, er vallen nog interessante weetjes te rapen.
· De term “arbiter” wordt niet gekoppeld aan enig diploma of erkenning door de FIDE – het is gewoon de persoon die verantwoordelijk is voor de naleving van de regels in een tornooi. Bij een intern clubtornooi lijkt dat geen probleem, maar is een erkend arbiter (met diploma) dan noodzakelijk bij bv een IC-match (in eerste, en wat in lagere klassen)?
· De paardensprong wordt heel slim en efficiënt omschreven: The knight may move to one of the squares nearest to that on which it stands but not on the same rank, file or diagonal. Bij onze eerste kennismaking hebben we allemaal even moeten nadenken hoe dat paard nu wel springt (ik heb het geleerd door een "L" te maken vanaf het startveld). Bemerk dat de paardensprong dus (binnen een 5x5 vierkant rond het paard) complementair is aan de beweging van de dame.
· Het rokeren bij chess960 (fisherrandom – de enige schaakvariant die in de regels staat) is zo complex, dat de regels het volgende meegeven: “To avoid any misunderstanding, it may be useful to state "I am about to castle" before castling.” Dat kan in Fischerandom wel nodig zijn (al was het maar om het verschil te maken tussen een 0-0 en een konings- of torenzet in de notatie), zodat de tegenstander na de zet weet of de rokade (langs de andere kant) nog mogelijk is of niet. Het doet denken aan de “onzichtbare” wijziging bij zetherhaling (zie §9.2): als in de eerste stelling nog rokade of en passant mogelijk is, kan pas vlak voor de vierde zetherhaling remise geclaimd worden. Recent (zie dit artikel) ontstond nog een twistpunt over Fischerandom, toen de topspelers een WK wilden houden, maar de FIDE Fischerandom eerder ziet als een concurrerende vorm van schaken, dat geen eigen WK mag hebben. Ergens toch een vreemde redenering: de speelvorm vastleggen in je reglementen, maar (in tegenstelling tot bv blitz en rapid) er geen WK-titel willen aan vast hangen.
· Opmerkelijk: het woord Elo of rating staat nergens in het handboek, net zo min als norm of titel (begrijpelijk, maar toch)
En voor wie het mocht gemist hebben, check zeker ook eens volgend artikel, het kan uw kansen op een norm beïnvloeden.
Zelf heb ik gelukkig weinig te maken gehad met een vreemde of niet-toepassing van regels, tenzij misschien één keer in de 24u van Landegem, toen een speler botweg remise weigerde in een dichtgeschoven stelling, waar winst onmogelijk was (ook met medewerking van mezelf), en hij toch doorspeelde tot mijn vlag viel. Ik was toen nog te braaf om de scheids te roepen. Ter compensatie versloeg ik hem vernietigend in de volgende turnus.
Daarnaast heb ik ooit remise geclaimd in een verloren koning tegen koning + g-pion eindspel, toen mijn tegenstander niet meteen de winst zag met zijn zwarte g-pion op g3 en mijn koning op de onderste rij (er kan pat in zitten). Hij herhaalde de stelling twee keer, zag toen pas de correcte voortzetting, maar de enige winstweg was net de stelling 3x herhalen, en ik kon zo remise claimen. Tja, schaken kan wreed zijn.
Maar in principe ben ik voor een 100% toepassing van de regels. Zo dacht ik vroeger dat het verboden was om te praten tijdens de partij, waarbij ik het dan zo interpreteerde dat ik, wanneer ik een remisevoorstel wilde weigeren, ik gewoon mijn zet speelde zonder iets te zeggen. Dat werd door tegenstanders soms geïnterpreteerd als onbeleefd, terwijl ik het net correct vond. Ook vandaag vind ik het nog eerder onnozel om op een remisevoorstel te antwoorden met iets als “ik ga er over nadenken”. Het FIDE handboek vermeldt niet dat spelers niet mogen praten tegen elkaar. §11.5: het is enkel verboden om de tegenstander te hinderen in om het even welke manier. Dat is wel ruim te interpreteren – wat is hinderen. Cultuurverschillen kunnen op zich al als hinderlijk ervaren worden.
Dat het belangrijk is om een remisevoorstel op het notatieformulier (met de ongelukkige notatie “=”) te noteren, toonde een mini-incident tijdens de open van Brasschaat afgelopen augustus. Een jonge speler stelde aan Jan De Weerd remise voor. Jan dacht erover na, en na een vijftal minuten of zo, reikte hij de hand als akkoord. Daarop antwoordde de jonge speler onterecht (waarschijnlijk onder de indruk dat je meteen moet antwoorden op een remisevoorstel) dat zijn voorstel niet meer gold. De kwestie werd snel uitgeklaard – tenslotte waren er genoeg getuigen, en remise werd beklonken.
Dat noteren van resultaten heel belangrijk is, wist een ander lid van de club ons te vertellen in de auto naar een IC-match, toen hij slachtoffer werd van een wel heel smerige truuk (van een Franse speler). Die had de partij verloren, maar het resultaat niet opgeschreven op zijn notatieformulier. Pas nadat zijn formulier tegengetekend was, vulde hij 1/2-1/2 in, en stapte zo naar de arbiter. How low can you go...?
PS Ik heb het misschien al gemeld, maar soms doe ik toevoegingen aan al gepubliceerde artikelen - dit keer heeft mijn verslag van ronde 8 in Böblingen er een extra partij (Short-Oll) bij gekregen.